Coaching

Inhoudsopgave

Rol van de coach

Een trainer/coach is er om spelers te beïnvloeden zodat zij technisch, mentaal, tactisch, strategisch ontwikkelen. In de onderstaande tabel staan twaalf eigenschappen die ondersteuning bieden voor een succesvolle trainer/coach.

  • Doelgericht, focussen op beperkt aantal doelen
  • Nieuwsgierig, zoeken naar vernieuwing en verbetering
  • Passievol, charisma en uitstraling
  • Deskundige, een deskundige coach doet er alles aan om een betere coach te worden
  • Rolmodel, je bent een voorbeeld binnen en buiten de sport
  • Commitment, vast houden aan je doel
  • Loyaal, trouw aan jezelf, sporter, team, club en bond
  • Toekomstgericht, altijd twee stappen vooruit denken
  • Humoristisch, een (glim)lach opent alle deuren
  • Verantwoordelijk, het durven te geven
  • Jezelf kennend, zet jezelf op je kracht in
  • Open communicerend, sporter mee laten denken en praten. Vragen, zwijgen en luisteren.

De ethiek van de jeugd volleybal trainer/coach

  1. Het volleybal is van de kinderen. Zet het welzijn van de kinderen altijd boven de wedstrijd en jouw persoonlijke doelen. Behandel de kinderen met respect, pas dan kan je verwachten dat ze jou ook met respect behandelen.
  2. Zowel van de trainer/coach, als ook de kinderen, verwachten wij sportief gedrag. Leer kinderen zich ook sportief te gedragen en spreek ze daar zo nodig ook op aan.
  3. Leer de kinderen elkaar, als individu, te accepteren. Niemand is gelijk, iedereen reageert anders, iedereen heeft zo z’n eigen persoonlijke doelen en motivaties.
  4. Gedraag je naar en ken de regels van het volleybalspel.
  5. Wees consistent en consequent.
  6. De voortgang op school staat boven de moeite die nodig is om de progressie in het volleybal te verkrijgen.
  7. De individuele (volleybal -) ontwikkeling van het kind staat voorop pas daarna komt het winnen van wedstrijden.
  8. Stimuleer de communicatie. Als je wilt dat kinderen met jou praten en naar jou luisteren, luister dan ook naar hen en praat ook met hen.
  9. Scheidsrechters, tellers, zaalwacht, het kantine personeel behoren door de coach, de kinderen en hun ouders met respect behandeld te worden. Geef als coach het goede voorbeeld en spreek de kinderen en/of hun ouders er ook zo nodig op aan.
  10. Iedere blessure dient adequaat geregistreerd en zo nodig doorverwezen te worden. Je bent géén dokter.
  11. Houd van ieder kind, volgens het speler – volg – systeem, de vorderingen bij en breng hier ook het kind, de ouders én de VTC regelmatig van op hoogte.
  12. Werk planmatig, en houd de kinderen, hun ouders én de VTC op de hoogte van deze planning. Deze planning moet controleerbaar én toetsbaar te zijn.
  13. Om te leren heeft ieder kind wedstrijdervaring nodig. leder kind komt ook voor het spelen van die wedstrijden. Dit betekent niet dat iedereen, ook iedere wedstrijd of ieder een evenredig deel van die wedstrijd speelt Kinderen moeten ook leren hun basisplaats te verdienen. Het betekent wel dat ieder kind aan het einde van het seizoen evenveel speeltijd gehad moet hebben. Houd dit ook bij. Ook dit moet controleerbaar en toetsbaar zijn
  14. Schep een stimulerende, bij de ontwikkeling van het kind passende leeromgeving. ( gebruik dus bijvoorbeeld géén muziek als achtergrond geluid, wanneer de kinderen nog moeite hebben met het geconcentreerd draaien van een oefening).

Coachen voor, tijdens en na de wedstrijd

Voor de wedstrijd

  • Houdt voor de aanvang van de warming-up een korte teambespreking
  • Houdt een korte peptalk vlak voor het begin van de wedstrijd.

Tijdens de wedstrijd

  • Gebruikt positieve feedback tijdens de time-outs
  • Coach vooruit op wat moet gebeuren en niet achteruit op wat gebeurd is.
  • Behandelt de arbitrale leiding met respect.
  • Corrigeert spelers wanneer deze zich onsportief of negatief uitlaten tegen scheidsrechter, tegenstanderg of medespelers.

Na de wedstrijd

  • Bedankt de coach van de tegenpartij en de scheidsrechter
  • Zorgt voor uitvoering van cooling down.
  • Houdt een (korte) nabespreking

Respect voor materiaal en accommodatie

  • Vandalisme van materiaal is ten alle tijden verboden (kosten worden verhaald).
  • Niet rennen en vliegen door gangen en kleedruimtes .
  • Geen rotzooi  achter laten In kleedkamers.
  • Jassen en kleding worden ordelijk neergezet of gelegd bij het veld of in de kleedkamer.
  • De spelersbank wordt schoon achter gelaten..

Coaching en communicatie

Communicatie is het sleutelwoord voor succesvol coachen. Alles wat we doen en laten is communicatie. Communicatie is te onderscheiden in non-verbale en verbale communicatie. Communicatie bestaat 15% uit woorden, 38% uit intonatie (hoe wordt iets gezegd) en 55% lichaamstaal (houding, beweging en gezichtsuitdrukking)

Coach-communicatieprincipes

Een coach kan vasthouden aan vier principes om verkeerde interpretaties en percepties van beide kanten te voorkomen. Deze vier principes zijn de volgende:

  1. Sta voor wat je zegt.

Communiceer wat jij belangrijk vindt, wat je wilt nastreven en wat de regels zijn. Communiceer dit niet alleen, maar leef er ook naar;

  1. Volg eerst, leid daarna.

Door eerst te volgen bouw je een vertrouwensrelatie met een sporter op. Deze relatie wordt opgebouwd door het stellen van vragen en te luisteren naar de antwoorden van de sporter(s). Daarna stel je jezelf open en vertel je je visie en coach-regels.

  1. Spreek de taal van je sporter(s).

Kijk goed naar wat voor type sporter(s) je hebt. Daar kan Action Type je mee helpen. Als je dat eenmaal weet kan je aan de hand daarvan de coaching inrichten op basis van wat het beste is voor een sporter. Als een sporter bijvoorbeeld kritisch en precies  is, moet je concrete informatie/tips geven omdat ze daar van houden. Maar een sporter die meer op gevoel en met veel emotie sport, wilt graag een persoonlijke benadering en harmonie met de coach (en ook met medespeler(s).

  1. Gebruik geen ontkenningen.

De menselijke geest kan niet omgaan met ontkenning. Een coach moet zorgen dat hij of zij weinig mogelijk niet en geen gebruikt.

Het 5G-model

Als een coach waarneemt dat het niet goed ging of juist wel, dan neemt hij dat waar uit zijn gedrag (zie het model hieronder). De coach vraagt aan de sporter welke gedachten er tijdens en voor de gebeurtenis een rol hebben gespeeld. Ook vragen naar gevoel is belangrijk in dit proces.

Het 5G-model kent 5 situaties:

Voorbeeld: Coach zegt: “we gaan zo 100 m. hordelopen op tijd”(gebeurtenis), waarna de sporter denkt: als ik maar niet teveel horden omgooi (gedachten). Hij voelt zich onzeker (gevoel). Vervolgens loopt de sporter ingehouden (gedrag), het gevolg is een slechte tijd.

Woordkeuze

Verkeerde woordkeuzes door trainers/coaches kan schade opleveren bij sporters. Om dat zoveel mogelijk te voorkomen staat er in onderstaande tabel een overzicht van woorden die beter niet kunnen worden gebruikt, wat de betekenis van die woorden is en wat je beter kunt zeggen in plaats van dat woord.

Het geven van feedback

Terugkoppeling of feedback is een proces waarbij de uitkomst (output) van een bewerking (proces) wordt teruggevoerd (feedback) aan de invoer. Er wordt van terugkoppeling of feedback gesproken wanneer gegevens na verwerking opnieuw worden aangeboden ter vergelijking of verwerking. Er wordt van terugkoppeling of feedback gesproken wanneer gegevens na verwerking opnieuw worden aangeboden ter vergelijking of verwerking.

Een veelgemaakte fout van een trainer/coach die feedback geeft, is dat deze vaak te negatief is.  Belangrijk is dat er eerst gefocust wordt op datgene wat goed is en daarna wat de sporter kan verbeteren.

Paar kenmerken voor goede feedback:

  • Concreet en kort,
  • positief zijn,
  • ik-vorm,
  • toekomstgericht,
  • beschrijvend.

Een trainer/coach heeft een aantal vaardigheden nodig om goede feedback te kunnen geven. Hij of zij moet…

  • lichaamstaal kunnen lezen
  • selectief feedback geven (=uitleg)
  • dingen zien waarvan hij zeker weet dat de teamleden ze niet opmerken
  • inzet net zo goed belonen als winst

Niet luisteren

  • Een trainer/coach die denkt te weten wat de ander wil zeggen. Het antwoord dat de vooringenomen luisteraar geeft, is er al uit terwijl er nog tegen hem wordt gesproken. Het gevolg is dat het laatste deel van boodschap niet binnen komt.
  • Herhalen van opmerkingen van anderen, oftewel papegaaien. Hierdoor kan de spreker de indruk krijgen dat de luisteraar niet luistert.
  • De trainer/coach praat erdoorheen, dus onderbreekt de sporter, of de trainer/coach reageert te snel na de spreker. Dan lijkt het net alsof diegene niet ‘echt’ heeft geluisterd.

Vragen

Een trainer/coach moet vooral open vragen stellen, zodat de sporter echt moet gaan nadenken. Als een sporter moet nadenken, kan hij of zij bedenken wat goed ging, maar ook wat fout ging. Dit hoeft niet alleen om een beweging of wedstrijd te gaan. De trainer/coach kan ook vragen:

  • Wat wil je vandaag bereikt hebben om tevreden naar huis te gaan?
  • Dat vind ik een mooie vraag, heb je hier zelf al ideeën over?
  • Ik zie dat het iets met je doet, kun je dat uitleggen.

Vragen naar wat positieve punten waren in  een wedstrijd of training is een oplossing om zelfvertrouwen te versterken van de sporter. Focus als coach dus op het positieve!

(Ver)binden door lichaamstaal

Lichaamstaal zegt meer dan duizend woorden. Lichaamstaal is een communicatiemiddel en is voor 55% bepalend voor communicatie.

Het is daarom enorm belangrijk voor een coach tegenover een team om een goede houding te hebben.

(Goede) verbindende lichaamstaal:

  • Hart naar hart (aankijken)
  • Ontspannen houding
  • Prettige afstand (niet te dichtbij of te ver weg)
  • Glimlach (ook te zien in ogen)

Onderdelen van communiceren door non-verbale taal zijn: ogen, kleding en kleur, handen, glimlach of flirt, afstand, imponeergedrag.  Ogen zijn belangrijk voor lichaamstaal. Het is moeilijk, maar iemand aan kijken is noodzakelijk om te weten wat iemand ergens van vindt. Een blik zegt namelijk vaak genoeg.

Als coach is het belangrijk dat je zelfvertrouwen uitstraalt en regelmatig oogcontact maakt.

Kleding is ook communicatie. Een onderzoek van Hill en Barton (2005) heeft laten zien dat de kleur van het tenue de jury, publiek, tegenstanders kan beïnvloeden op hoe ze worden waargenomen. Zo worden zwart en rood als krachtig ervaren, blauw als vertrouwen, wit als reinheid en groen als ontwikkeling.

Handen worden gebruikt bij gebaren. Elke sport heeft zijn eigen gebaren, maar er zijn natuurlijk ook algemene gebaren zoals duim opsteken (goed gedaan), vinger heen er weer bewegen (niet goed) enzovoort.

Lachen kent vele voordelen: goed voor gezondheid, het verbindt je met anderen, je wordt er blij van en het is aantrekkelijker voor anderen. Een coach moet af en toe een lach door zijn verhaal gooien, dan weet hij/zij of er werkelijk naar hem geluisterd wordt.

Een afstand tussen de gesprekspartner en jezelf zegt wat over de situatie. Afstand kan intiem of afstandelijk zijn. Als je een gesprek wilt stoppen wordt de afstand groter. Als coach moet je proberen dit aan voelen.

Ten slotte heb je nog imponeergedrag. Sporters kunnen onzeker worden en voelen zich verloren als ze hun tegenstanders zien (tegenstander ziet er goed uit, lichaamstaal en gezichtsuitdrukking zijn krachtig en zelfverzekerd).